Dit is de laatste pagina met informatie over het leren zeilen. Op deze pagina komen als eerste de laatste zeiltermen en knopen langs. Daarna duiken we in de natuurkunde achter het zeilen (niet schrikken). Er worden nóg meer regels van het BPR uitgelegd en als laatste volgt er uitleg over meteorologie (moeilijk woord voor het weer).
Deze pagina is nog niet helemaal af. Kom snel een keer terug!
Zeiltermen
Hoge zijde, lage zijde & boven/onderlangs
Deze termen zijn al een beetje voorbij gekomen, maar er komt nog een klein beetje verdieping in.
De hoge zijde is de kant waar de wind vandaan komt en lage zijde is de kant waar de wind naar toe waait. Let goed op dat hogerwal aan de lage zijde van een eiland is.
Als je langs een eiland (of boot) wil varen, kan dat via de hoge of lage zijde. Als je via de hoge zijde langs vaart, noemen we dit bovenlangs. Via de lage zijde heet dit onderlangs.
Opschieter, deinzen & volvallen
Dit zijn drie termen die langs komen bij het aanleggen en weer wegvaren.
Een opschieter kan gebruikt om af te remmen bij een aanleg. Zoals je weet kan je in de wind niet varen, dus rem je af als je deze koers vaart. Als je vlak voor de aanleg in de wind draait, remt je boot af en kom je netjes aan.
Als je na het aanleggen weg wilt varen, is het handig om eerst een stukje achteruit te gaan. Als je in de wind blijft liggen met klapperend zeil, ga je vanzelf achteruit. Dit heet deinzen.
Na het deinzen wil je weer vooruit en moet je volvallen. Hiervoor moet je weer aan de wind gaan liggen, je zeil aantrekken en dan kan je weer weg varen.
Knopen
Hieronder vind de laatste drie knopen. Dit zijn beide knopen die al langs zijn gekomen, maar nu net iets anders. Pak een stuk lijn en begin met oefenen. Klik op de naam van een knoop voor een korte beschrijving hoe je de knoop moet maken, maar bekijk vooral de animaties.
Op de andere pagina's vind je nog meer knopen. Wil je naar het overzicht van alle knopen? Klik dan op de knop rechtsonder de knopen voor de overzichtspagina.
De slippende schootsteek lijkt op de enkele schootsteek, maar kan je sneller los krijgen door aan het slippende uiteinde te trekken.
De knoop begint hetzelfde als de enkele schootsteek, maar in plaats van het uiteinde door zichzelf te steken, maak je nu een lus en haal je deze lus door zichzelf. Ook hier; bekijk onderstaande animatie en daar wordt het een stuk duidelijker van.
De dubbele schootsteek is heel vergelijkbaar met de normale schootsteek, maar is iets steviger en je hebt minder kans dat de knoop eruit gaat als deze van spanning wordt gehaald.
De knoop begint hetzelfde als de enkele schootsteek en heeft één toevoeging; aan het eind doe je het uiteinde nog een keer om de lus heen en steek je dit uiteinde weer door zichzelf.
De mastworp kan je ook op een tweede manier maken. Bij deze methode hoef je de uiteindes niet te gebruiken wat in een aantal situaties veel voordeel biedt.
Maak twee lusjes met dezelfde oriëntatie (bijvoorbeeld bij beide lusjes het begin van de lus onder, einde van de lus boven). Nu leg je de lussen de lussen over elkaar (zie animatie) en schuif je de knoop over de paal. Trek strak door aan beide uiteindes te trekken.
Koppels en krachten wordt vaak gezien als een lastig onderdeel van de zeiltheorie. Hier wordt de basis zo eenvoudig mogelijk uitgelegd. De belangrijkste onderdelen hiervan zijn het oploevend en afvallend koppel en het hellend en oprichtend koppel.
De begrippen kracht en koppel komen hier vaak langs. Een kracht zorgt ervoor dat een object in beweging komt. Als er twee krachten tegenovergesteld werken, noemen we dit een koppel.
Oploevend en afvallend koppel
Als jij tijdens het zeilen je roer los zou laten, loeft je boot meestal vanzelf op. Dit wordt veroorzaakt door het oploevend koppel in jouw boot. Dit komt doordat het zeilpunt en lateraalpunt niet boven elkaar liggen.
Het zeilpunt en lateraalpunt zijn belangrijke begrippen in dit koppel.
Het zeilpunt is een denkbeeldige punt in het zeil waarop de 'zeilkracht' aangrijpt. De wind blaast natuurlijk in je hele zeil, maar we pakken hier het gemiddelde punt om de kracht op je zeil te bekijken. Het zeilpunt wordt hier aangegeven met een rood kruis.
Het lateraalpunt is het punt onder water waar de 'weerstand' aangrijpt. Dit is ook weer een gemiddeld punt en deze ligt meestal rond je zwaard/kiel. Het lateraalpunt wordt hier aangegeven met een blauw kruis. Voor het gemak kan je aanhouden dat het lateraalpunt ook het draaipunt van de boot is.
Oploeven/afvallen door loef en lij helling
Door helling in je boot kan je oploeven of afvallen. De helling kan je bepalen door je gewicht anders te verdelen in de boot. Ga bijvoorbeeld aan lij zitten voor een oploevend koppel, of juist hangen aan loef voor een lijgierig koppel.
Van links naar rechts: boot in evenwicht - 2* loefgierige boot (oploevend koppel) - lijgierige boot (afvallend koppel)
Boot in evenwicht
Loefgierige boot (oploevend koppel)
Lijgierige boot (afvallend koppel)
Als de boot een klein beetje naar loef helt, ligt het zeilpunt (rood) recht boven het lateraalpunt (blauw), en is de boot in evenwicht - deze boot wilt recht vooruit varen. Dit is te zien in de eerste tekening. In de tweede tekening ligt de boot vlak en bevindt het zeilpunt zich aan lij van het lateraalpunt, dus wilt de boot oploeven. In de derde tekening is dit oploevend koppel nog groter doordat de boot naar lij helt en het zeil- en lateraalpunt verder van elkaar af liggen. De laatste tekening laat een boot zien waar het zeilpunt aan loef van het lateraalpunt ligt, dus valt de boot af.
In de tweede tekening is goed te zien waarom een boot vaak 'loefgierig' is: als je boot vlak op het water ligt, bevindt je zeilpunt zich aan lij van het lateraalpunt dus loeft je boot op.
Oploeven/afvallen door combinatie van grootzeil en fok
Als laatste voor het oploevend/afvallend koppel; je het zeilpunt ook naar voren of achteren verplaatsen door de samenwerking tussen je grootzeil en fok (als je boot die heeft).
Zoals eerder is gezegd, is het zeilpunt het gemiddelde van alle wind in je zeil. Ieder zeil heeft zijn eigen zeilpunt, maar je kan van die zeilpunten samen ook weer het gemiddelde nemen.
Van links naar rechts: boot in evenwicht - loefgierige boot (oploevend koppel) - lijgierige boot (afvallend koppel)
Boot in evenwicht
Loefgierige boot (oploevend koppel)
Lijgierige boot (afvallend koppel)
In de eerste situatie is de boot weer in evenwicht. Hier zijn zowel het grootzeil als de fok aangetrokken waardoor het zeilpunt boven het lateraalpunt ligt. In de tweede afbeelding is de fok losgelaten dus vaart de boot alleen op zijn grootzeil. Het zeilpunt verplaatst daardoor naar achteren en de boot zal oploeven. Bij afbeelding drie is dit precies omgekeerd; de boot vaart alleen op de fok en zal daardoor afvallen.
Hellend en oprichtend koppel
De wind in je zeil zorgt ervoor dat je vooruit gaat, maar óók dat de boot schuin gaat. Het hellend koppel laat de boot shuin gaan. Het oprichtend koppel zorgt voor stabiliteit en dat de boot niet té schuin gaat of zelfs om slaat.
Het hellend koppel is weer de combinatie van de zeilkracht (rood) en weerstand (blauw). De wind blaast vaanf de zijkant in je zeil en creert hierbij de zeilkracht. Je zwaard/kiel zorgt ervoor dat je boot niet verlijert, maar hierdoor ontstaat weerstand (lateraalkracht). Deze twee krachten zorgen ervoor dat de boot schuin gaat (hellen).
In het oprichtend koppel komen hier twee nieuwe krachten bij: de zwaartekracht en drijfkracht.
De zwaartekracht kennen we wel, die zorgt ervoor dat we naar de aarde worden getrokken. Deze kracht grijpt aan in het zwaartepunt, dit is de gemiddelde plek van al het gewicht van de boot. Bij kielboten ligt dit punt rond de kiel. Het zwaartepunt wordt hier aangegeven met een geel kruis.
De drijfkracht zorgt ervoor dat de boot blijft drijven. Het drijfpunt is de gemiddelde plaats van de boot onderwater (het onderwaterschip). Het drijfpunt wordt hier aangegeven met een groen kruis.
Oprichtend koppel door gewicht
De meeste boten zijn stabiel door het gewicht in de boot, dit kan op twee manieren: gewicht in de kiel, of gewicht van de bemanning.
De kiel is een deel van het onderwaterschip met veel gewicht. Dit zorgt ervoor dat het zwaartepunt van de boot onder water ligt. Als de boot schuin gaat, wordt de horizontale afstand (de arm in natuurkunde) tussen het zwaartepunt en drijfpunt groter. De zwaartekracht trekt de kiel naar beneden en zorgt ervoor dat de boot weer recht komt te liggen - of in ieder geval niet schuiner gaat.
Zwaardboten hebben geen kiel die de boot recht houdt. In plaats daarvan is het gewicht de bemanning belangrijk om de boot in evenwicht te houden. Als je gaat hangen, verplaats je het zwaartepunt naar buiten de boot. Dit werkt hetzelde als bij de kiel: de horizontale afstand tussen het zwaartepunt en drijfpunt wordt groter en daarmee blijft de boot recht.
Oprichtend koppel door rompvorm
Behalve het gewicht, speelt bij sommige boten ook de rompvorm mee om de boot stabiel te houden. Hier zorgt de drijfkracht aan de zijkant van de boot ervoor dat deze omhoog wordt geduwd. Vormstabiliteit kom je vooral tegen bij (multi)knikspant rompen, zoals een optimist of valk.
Als deze boot plat ligt, ligt het drijfpunt in het midden van de booot, maar bij een kleine helling verplaatst dit drijfpunt zich snel naar de zijkant door het grote volume onder water aan de lijzijde
Op deze website wordt gebruik gemaakt van cookies om gegevens van gebruikers te verzamelen. Deze gegevens worden gebruikt om statistieken bij te houden over het gebruik van de website.
Maak een keuze of je akkoord gaat van het verzamelen van jouw gegevens. Als je deze melding weg klikt, ga je automatisch akkoord. Wil je meer weten over de cookies, of bekijken welke data er van jou precies wordt verzameld, kijk op deze pagina.